Eind november heb ik meegedaan aan Folktaleweek, een internationale ‘drawing challenge’. Een week lang plaatste ik elke dag een illustratie op Instagram die gebaseerd was op een Nederlands volksverhaal. Elke dag had een andere thema; geboorte, ritueel, hofmakerij, zonnewende, dood, oogst en dans.
En ik vond dit echt zo leuk om te doen! In de weken voorafgaand aan de challenge heb ik mijn boekenkast en het hele internet (of in ieder geval een groot deel) doorgespit op zoek naar volksverhalen. Want als je de keus hebt uit alle sagen, sprookjes, legenden en mythen van over de hele wereld, welke kies je dan? Ik vond ieder geval dat ze bij elkaar moesten horen, dus dat ze hetzelfde land of dezelfde cultuur gemeen hadden. Na lang wikken en wegen heb ik gekozen voor Nederlandse verhalen. Vooral om aan de wereld te laten zien dat we hier dan wel niet het fantasierijke brein van Hans Christiaan Andersen of de verzameldrift van de Gebroeders Grimm, maar dat er hier toch zeker wel verhalen zijn die het delen waard zijn.
Mijn inspiratie haalde ik voornamelijk uit het boek ‘Verhalen van stad en streek’ van Willem de Blécourt, Ruben A. Koman, Jurjen van der Kooi en Theo Meder. Een loodzware paperback die volksverhalen per provincie de revue laat passeren, wat een naslagwerk! Mocht je ooit gedacht hebben dat de Nederlandse vertelcultuur saai is, dan brengt dit boek je zeker op andere gedachten.
Ik heb uiteindelijk gekozen voor de volgende acht verhalen: De Ommelebommelesteen in Urk; De koortsboom in Overasselt; De Witte Wieven in Zwiep; Het midwinterhoorn blazen in Twente; Het blauwe wolkje in Enschede; Het veulen van Volendam en De hazendans in Garderen. En nog eentje om het aan te kondigen, De zeemeermin van Edam.
Mijn plan is om van deze acht illustraties een boekje te maken, waarbij ik de verhalen op mijn manier herschrijf. En als ik ooit de tijd vind, dan ga ik dat zeker doen. Voor nu vertel ik er twee, in het kort, bij mijn twee favoriete illustraties. Alle illustraties kun je hier vinden.
In Zwiep, bij Lochem in de Achterhoek, wonen drie Witte Wieven in een leemkuil. Boerendochter Johanna en Albert zijn smoorverliefd op elkaar. Alleen vindt haar vader Albert van te lage komaf en hij ziet haar liever trouwen met de rijke boerenzoon Hendrik. Om ze beide een kans te geven stuurt de vader hen te paard naar de Witte Wieven kuil waar ze allebei een haarspit in moeten gooien om de witte wieven te tarten. Degene die het eerst terug is, krijgt de hand van zijn dochter. ‘Hendrik heeft een sneller paard, dus hij zal het winnen’ denkt vader. Maar hoe dichter de heren de kuil naderen, hoe banger Hendrik wordt totdat hij rechtsomkeert maakt. Albert gaat door, gooit het haarspit en wordt al snel achtervolgd door een furieuze witte dame. Gelukkig bereikt hij de boerderij en sluiten de staldeuren net op tijd. Hij krijgt het meisje en ze leven nog lang en gelukkig.
De tweede gaat over het midwinterhoorn blazen in Twente. Dit is niet echt een mythe of een sage, maar er zit wel een mooi verhaal aan. Want in het oosten van ons land wordt vanaf het begin van de advent tot aan Drie Koningen op de midwinterhoorn geblazen. Door de lage, verreikende en zware tonen wordt het donker op afstand gehouden en worden de demonen weggejaagd. Hierdoor lijkt de traditie zijn oorsprong te vinden bij de Germaanse joelfeesten en heeft het ook wel wat weg van vuurwerk (is mijn interpretatie 😉).